Kritisch impactanalyse NZa onderstreept belang kinderhartcentrum voor UMCG en regio

Foto: Archief De Redactie

Als het kabinet besluit om afdelingen kinderhartchirurgie te sluiten, kan dat grote gevolgen hebben, zo waarschuwt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). “Het kan leiden tot een sluiting van de kinder-intensivecareafdeling en een risico zijn voor de regionale beschikbaarheid van de acute zorg”, aldus de toezichthouder.

Nederland heeft momenteel vijf ziekenhuizen die zich gespecialiseerd hebben operaties aan de harten van kinderen. De vorige minister van Volksgezondheid, Hugo de Jonge, maakte eind vorig jaar bekend dat de ziekenhuizen in Groningen, Leiden en Amsterdam daarmee zouden moeten stoppen. De zorg zou worden geconcentreerd in het Erasmus MC in Rotterdam en het UMC Utrecht. Het UMCG heeft samen met andere umc’s bezwaar gemaakt tegen dat besluit. De minister van Volksgezondheid (VWS) Ernst Kuipers heeft de NZa daarom om deze impactanalyse gevraagd.

Volgens de zorgwaakhond heeft sluiting “grote en onomkeerbare gevolgen” voor de getroffen ziekenhuizen. Zowel artsen als patiënten moeten dan langer reizen.

Belang kinderhartcentrum voor UMCG én regio

“Het UMCG heeft altijd benadrukt dat het sluiten van het kinderhartcentrum van het UMCG grote gevolgen heeft: voor het UMCG als medisch centrum én voor de kwaliteit van de academische kindzorg voor heel Noord- en Oost-Nederland. Tot die conclusie komt de NZa nu ook”, meldt het UMCG in een reactie. In haar conclusie schrijft de NZa dat het concentreren van de interventies buiten Groningen directe en indirecte gevolgen kan hebben voor het leveren van topreferente zorg in de regio van het UMCG.

Integraal perspectief

In de impactanalyse adviseert de NZa de minister om onder zijn regie een visie op het topreferente Nederlandse zorglandschap (kinderen en volwassenen) te laten ontwikkelen. De NFU moet hier een concrete opdracht voor krijgen. Dit integrale perspectief moet de basis vormen voor concentratie en spreiding van academische zorg in de komende jaren, schrijft de NZa.

Evenwichtige verdeling van complexe kindzorg belangrijk

De NZa adviseert om de concentratie van kinderhartzorg in Nederland niet los te zien van alle andere vormen van complexe zorg waar sprake is van concentratie. Het UMCG onderstreept het belang hiervan: “Wij hebben steeds bepleit dat er gekeken moet worden naar alle dossiers waarbij sprake is van concentratie van academische kindzorg, om te komen tot een evenwichtige verdeling van deze zorg over de academische centra en de regio’s”.

Personeel als cruciale factor

In de impactanalyse is ook bekeken of een centrum voldoende zou kunnen groeien als de zorg daar wordt geconcentreerd, bijvoorbeeld met de Kinder Intensive Care. Het NZa-rapport benadrukt dat de centra die kinderhartzorg houden, in staat moeten zijn om extra zorgprofessionals te werven. Het UMCG heeft er alle vertrouwen in om dit met de noordelijke partners te kunnen realiseren.

“Tegelijkertijd weten we ook dat deze professionals, als de kinderhartzorg uit het Noorden zou verdwijnen, doorgaans niet verhuizen naar de Randstad. Zij zoeken dan in de eigen regio een andere baan. Het zou verlies zijn van ervaren en bevlogen zorgprofessionals en daardoor waardevolle Kinder IC capaciteit voor heel Nederland. In de andere centra speelt dit probleem niet. Er is daar immers altijd een ander umc in de nabije omgeving waar de medewerker zou kunnen werken zonder daarvoor te hoeven verhuizen”, aldus het UMCG.

Wij hopen dat de minister de kracht van onze regio ziet en meeneemt in zijn besluit.

Samenwerking met andere centra

De NZa vindt dat op korte termijn maatregelen nodig zijn om de huidige kwetsbaarheden in de zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking te ondervangen. Dit geldt nadrukkelijk niet voor Groningen: de continuïteit van de kinderhartchirurgie is in het UMCG gewaarborgd.

De NZa stelt een samenwerking tussen twee clusters voor: Noord en Zuid. Het UMCG zou dan onderdeel zijn van cluster Noord, samen met LUMC en Amsterdam UMC. De andere umc’s vormen cluster Zuid.

Het NZA-rapport, dat op een zeer zorgvuldige en transparante wijze tot stand is gekomen, onderschrijft wat de minister en de IGJ eerder al hadden vastgesteld: de kwaliteit van de zorg is in alle vier centra vergelijkbaar en van een zeer hoog niveau is en op basis daarvan is geen keuze tussen de centra te maken.

Naar verwachting zal de minister dit rapport eind 2022 met de Tweede Kamer bespreken en begin 2023 tot een nieuw besluit komen.

Lees ook

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen