De plannen om de kinderhartchirurgie te centraliseren in het UMCG in Groningen en het Erasmus MC in Rotterdam gaan voorlopig niet door. Het besluit om de kinderhartcentra van Utrecht en Leiden te sluiten van het ministerie van Volksgezondheid is donderdag teruggedraaid door de rechtbank Midden-Nederland.
Door deze uitspraak wordt de concentratie van operaties aan aangeboren hartafwijkingen voorlopig niet geconcentreerd in Groningen en Rotterdam. Het besluit was aangevochten door de universitaire ziekenhuizen van Leiden, Amsterdam en Utrecht.
Momenteel vinden de operaties aan aangeboren hartafwijkingen bij kinderen plaats bij vier kinderhartcentra, verbonden aan vijf universitaire ziekenhuizen. Kinderen kunnen terecht bij de centra in Groningen, Rotterdam, Utrecht en Leiden.
Kuipers besloot dat de operaties vanaf oktober 2025 alleen nog mogen plaatsvinden in Rotterdam en Groningen, omdat de kwaliteit verbetert als artsen meer ervaring opdoen met specialistische ingrepen.
De rechtbank wijst erop dat de minister met een keuze voor twee interventiecentra een verregaande keuze heeft gemaakt, "die diep en onomkeerbaar ingrijpt in de organisatie van hartchirurgie voor kinderen met een aangeboren hartafwijking". "De minister mag op grond van de wet zo’n keuze maken, maar die moet dan wel zorgvuldig gemotiveerd en feitelijk onderbouwd zijn". De conclusie is "dat de minister dit onvoldoende heeft gedaan", aldus de rechtbank.
De minister vond dat een academisch ziekenhuis op jaarbasis ten minste 60 operaties bij pasgeborenen tot 30 dagen oud moet verrichten om de kwaliteit van deze zorg te kunnen waarborgen. Dit was een belangrijke reden om te kiezen voor concentratie bij twee en niet bij drie centra. De 60 jaarlijkse operaties zijn gebaseerd op een wetenschappelijk artikel uit 2018, over het risico op overlijden bij hartchirurgie bij pasgeborenen. Echter één van de auteurs van het artikel, een kinderhartchirurg heeft in een brief aan de minister laten weten dat het getal van 60 weliswaar in het artikel wordt genoemd, maar niet kan worden gebruikt als wetenschappelijk minimum dat nodig is om de kwaliteit van de operaties te waarborgen. "De rechtbank vindt dat de minister daarom niet zomaar had mogen vasthouden aan de norm van 60 operaties per jaar per centrum. Hij had twijfels moeten krijgen en had ook nader onderzoek moeten laten verrichten".
Ook zijn er volgens de rechtbank terechte zorgen over de bredere gevolgen en neveneffecten van de concentratie van de kinderhartchirurgie naar twee locaties. De kennis en ervaring van zorgpersoneel op het gebied van aangeboren hartafwijkingen bij kinderen wordt namelijk ook ingezet voor andere ziekenhuiszorg. Het gaat dan bijvoorbeeld om specialistische ingrepen bij kinderen met kanker of over het voortbestaan van de kinder-intensive care.
De rechtbank zegt te begrijpen "dat de minister een knoop wilde doorhakken toen bleek dat de betrokken academische ziekenhuizen geen overeenstemming over concentratie bereikten en er een impasse dreigde". "Toch had de minister volgens de rechtbank eerst beter naar de bredere gevolgen van de concentratie moeten kijken. Dat heeft de Nederlandse Zorgautoriteit ook geadviseerd".
Door de uitspraak van de rechtbank geldt nu weer de oude situatie, waarin de vijf academische ziekenhuizen allemaal de hartchirurgie bij aangeboren hartafwijkingen mogen blijven uitvoeren. Het is aan de nieuwe minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een nieuwe beslissing te nemen of en hoe het concentratieproces verder vorm moet krijgen.