UMCG: “Toediening van zuurstof aan donornieren zorgt voor minder afstoting van de nier”

Foto: Mohamed Hassan via Pixabay

Getransplanteerde nieren hebben baat bij extra zuurstof voorafgaand aan de transplantatie. Voor patiënten die een niertransplantatie nodig hebben, is dit een grote stap voorwaarts, meldt het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG).

Dat blijkt uit onderzoek van UZ Leuven, UMC Groningen en Oxford University. De onderzoekers toonden aan dat nieren die zuurstof hadden gekregen, een jaar na de transplantatie veel minder worden afgestoten en vaker overleven.

Donornieren kunnen tijdens het wachten op transplantatie op verschillende manieren koud worden bewaard: op ijs of op een machine die een koelvloeistof door de nier pompt. “Tien jaar geleden is al bewezen dat machinebewaring beter is voor de nieren. Wat echter nog niet is onderzocht, is de impact van het zuurstofgebrek dat tijdens koude bewaring optreedt. Intussen heeft onderzoek echter aangetoond dat zuurstofgebrek een belangrijk probleem is in transplantatie”, zegt Sijbrand Hofker, transplantatiechirurg van het UMCG. Daarom hebben onderzoekers van UZ Leuven, UMCG en Oxford University dit onderzocht.

Elke donor heeft twee nieren die aan twee verschillende ontvangers worden gegeven. De onderzoekers dienden zuurstof toe aan één nier. De andere nier van dezelfde donor kreeg geen zuurstof. Een jaar na de transplantatie controleerden ze de nierfunctie van de ontvanger door te meten hoeveel bloed de nier per minuut kon zuiveren (de zogenaamde glomerulaire filtratiesnelheid).

Minder afsterving en afstoting

“Toen we keken naar de nieren die in dat jaar helemaal niet meer functioneerden en daarom ‘verloren’ waren, of acute afstotingsverschijnselen vertoonden, was er een verschil. Het relatieve risico op acute afstoting was met bijna de helft verminderd in nieren die zuurstof hadden gekregen, en het nierverlies was sterk verminderd ”, zegt Ina Jochmans, transplantatiechirurg in het UZ Leuven.

‘Hartdood’ of hersendood

Het onderzoek werd uitgevoerd op organen van zogenaamde ‘hartdode’ donoren. Dit betekent dat het overlijden van de donor wordt bepaald op basis van het stilvallen van de circulatie. Het hart pompt dus geen bloed meer op het moment van donatie. Deze organen hebben een ernstig zuurstofgebrek voordat de orgaandonatie plaatsvindt. Daarom kunnen ze mogelijk meer baat hebben bij zuurstoftherapie dan organen van ‘hersendode’ donoren, van wie de dood wordt bepaald op basis van neurologische criteria. In de afgelopen jaren is het aantal ‘hartdode’ donoren sneller gestegen dan het aantal hersendode donoren.

Het onderzoek is vrijdag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen