Mezen moorden meer door klimaatverandering

Foto: Publiek Domein

Koolmezen zijn niet alleen die schattige vogeltjes die in de winter aan de vetbollen in je achtertuin pikken. Koolmezen doden in sommige jaren ongeveer 10 procent van de vliegvangers.

Volgens biologen van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) die koolmezen en bonte vliegenvangers bestuderen, ontstaat door klimaatverandering botsingen tussen beide soorten die optreden tijdens het broedseizoen ernstiger maakt.

De onderzoekers publiceerden een analyse in het tijdschrift Current Biology van 10 januari 2019.

“Tijdens het broedseizoen kunnen ze zeer agressief zijn”, vertelt bioloog Jelmer Samplonius. Hij bestudeerde koolmezen en bonte vliegenvangers tijdens zijn promotieonderzoek aan het Groningen Institute for Evolutionary Life Sciences (GELIFES) van de RUG. Wanneer hij tijdens veldonderzoek nestkastjes controleerde, zag Samplonius regelmatig het resultaat van die agressie: een dode vliegenvanger in een kast waarin koolmezen nestelen.

“Als de vliegenvanger een kast binnengaat, waarin een koolmees zit maakt hij geen enkele kans”, legt Samplonius uit. “De koolmees is zwaarder, vliegenvangers zijn gebouwd om te migreren tussen Europa en West-Afrika. Bovendien hebben koolmezen sterke klauwen.” De dode vliegenvangers hadden meestal hoofdwonden. “En het lijkt erop dat de mezen ook de hersenen van hun slachtoffers opeten.”

Concurrentie

De twee soorten hebben altijd al met elkaar geconcurreerd om nestgelegenheid. “Bonte vliegenvangers proberen ook om nestkasten te stelen van mezen. Ze maken geen kans bij een gevecht in de nestkast, maar het zijn betere vliegers”, vertelt Samplonius. Vliegenvangers blijven dan rond de mezen vliegen die hun nest proberen te bouwen, totdat ze verjaagd zijn.

De vraag die Samplonius en zijn promotor, prof. dr. ir. Christaan Both, bespreken in het Current Biology artikel is of klimaatverandering een rol speelt bij de gevechten. “Beide soorten moeten zorgen dat hun jongen uit het ei komen wanneer er een piek is in het aantal rupsen”, zegt Samplonius. Wanneer dat is, hangt af van de verschijning van de eerste bladeren. Een hogere gemiddelde temperatuur verschuift deze gebeurtenissen naar voren in het jaar.

Onderzoek in Drentse Nationale Parken

Koolmezen zijn standvogels, zij reageren op de verschuiving door hun eieren eerder te leggen, afhankelijk van de temperatuur. “Bonte vliegenvangers komen ook eerder terug naar Europa, maar hun aanpassing is minder goed dan die van de koolmezen. Wanneer ze aankomen hangt niet af van de actuele temperatuur in hun broedgebied.” Samplonius weet dit omdat hij en zijn collega’s al tien jaar de aankomst van vliegenvangers hebben geregistreerd, net als de start van het leggen van eieren bij koolmezen en vliegenvangers. Dat gebeurde in twee Drentse nationale parken, Dwingelderveld en het Drents-Friese Wold.

Zachtere winters

Klimaatverandering zorgt voor zachtere winters. “Dit vergroot de overleving van koolmezen, en dus het aantal vogels dat wil nestelen.” Meer koolmezen betekent meer concurrentie voor de vliegenvangers en dus meer conflicten. Overigens is klimaatverandering hierbij niet de enige factor: wanneer er tijdens een mastjaar meer beukennootjes zijn overleven er ook meer koolmezen de winter.

Een tweede reden voor een toename van conflicten tussen mezen en vliegenvangers is dat ze zich op verschillende manieren aanpassen aan het veranderende klimaat. Het grootste probleem ontstaat in een koud voorjaar, wanneer koolmezen hun nesten later gaan bouwen terwijl de vliegenvangers vroeg aankomen uit Afrika. In dat geval overlapt de broedtijd voor beide soorten het meest en heb je ook de meeste gevechten. Dat kan er voor zorgen dat tot wel 10 procent van de vliegenvanger-mannetjes die op zoek zijn naar nestgelegenheid door koolmezen wordt gedood, in een periode van ongeveer twee weken. Een behoorlijk groot aantal, in verhouding tot de gemiddelde sterfte tijdens een jaar van zo’n 55 procent.

Populatie

“Opvallend genoeg zien we geen effecten op de grootte van de vliegenvangerpopulatie, die in ons onderzoeksgebied bestaat uit ongeveer 300 broedparen”, merkt Samplonius op. “We zagen dat vooral de mannetjes die laat terugkeren uit Afrika worden gedood. En die hebben al niet zo’n grote kans om een vrouwtje te vinden en zich voort te planten, dus dat verklaart misschien waarom er geen effect is op de populatie.”

Alles bij elkaar laat het onderzoek zien dat dat klimaatverandering het gedrag van beide vogelsoorten verandert, en ook de interactie tussen de soorten. Om te bepalen hoe dat op lange termijn doorwerkt, gaat hoogleraar ecologie Christiaan Both de komende jaren door met het onderzoek. Samplonius is inmiddels overgestapt naar onderzoek met pimpelmezen bij de universiteit van Edinburgh.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen